
Archeologie
Archeologie gaat over alles wat we kunnen leren over het verleden uit de resten van dingen die mensen vroeger maakten en deden. Resten die in de grond zitten. Archeologen bestuderen deze resten op verschillende manieren.
Hierna lees je uit welke stappen een archeologisch onderzoek meestal bestaat: Opgraven – Uitwerken – Onderzoeken – Delen – Bewaren
Voorzichtig verder graven met een troffel aan een gevonden visfuik.
Een stapel potten zonder bodems, mogelijk was dit een waterput.
Opgraven
Archeologen leggen door te graven vondsten en sporen van vroeger in de grond bloot. Op plekken waar in de grond gegraven moet worden voor bijvoorbeeld de aanleg van een weg of een parkeergarage gaan archeologen voordat het bouwen begint onderzoek doen. De bovenlaag van de grond moet eerst worden weggehaald, dat gebeurt meestal met een graafmachine. Vervolgens schrapen ze lagen van de grond af zodat horizontale vlakken in de grond ontstaan. Dit doen ze steeds een beetje dieper. Hoe dieper ze komen hoe voorzichtiger er wordt gegraven; na de graafmachine met de hand met een schep en dan met een troffel of kwastjes.
Zo kunnen archeologen allerlei vondsten tegenkomen die de mensen vroeger gebruikten zoals potten (meestal in scherven), munten en botten. Al deze spullen worden verzameld in zakjes en genummerd. Niet alleen vondsten maar ook sporen zijn belangrijk. In de vlakken in de grond kunnen zij sporen zien zoals donkere vlekken en lijnen. Die sporen geven bijvoorbeeld aan waar vroeger sloten lagen of waar houten wanden van boerderijen stonden. Alle sporen worden, net als de vondsten, op schaal ingetekend op kaarten. Op sommige plekken wordt ook een verticale doorsnede, een profiel, van de grond gemaakt zodat de archeologen de stapeling van grondlagen bovenop elkaar goed kunnen bekijken.
Verschillende bodemlagen zijn in deze doorsnede goed te zien aan de kleur van de grond.
Vondsten worden nauwkeurig ingetekend.
Archeologen hebben een wetenschappelijke studie gedaan waarin ze niet alleen leren opgraven maar ook hoe ze vondsten moeten registreren, bewaren en interpreteren. Archeologen bestuderen voordat ze gaan graven eerst bodemkaarten en kijken in een archeologisch informatiesysteem of er in de buurt al eens eerder iets gevonden is. Zo weten ze een beetje wat ze kunnen verwachten en hoe diep alle sporen zitten.
Door een archeologische vindplaats te onderzoeken met een kraan en een schep maak je die ook meteen kapot. Je kunt een vindplaats dus ook maar één keer onderzoeken. Reden te meer om niet te snel te gaan graven.
Tegenwoordig probeert de overheid zo goed mogelijk vooraf te bepalen waar nieuwe huizen, kelders en wegen gebouwd moeten worden om geen archeologische vindplaatsen te verstoren.
We willen archeologische sporen bewaren daar waar die nu al in de grond zitten, behoud in situ heet dat. Als er toch gebouwd wordt dan moet de bouwer, of verstoorder, zorgen dat álle archeologische informatie goed wordt verzameld.
Een bekende methode om tijdens het opgraven metalen voorwerpen te vinden is het zoeken met een metaaldetector. Met dit apparaat kunnen archeologen een beetje in de grond kijken. Het is met name geschikt om munten op te sporen die ooit op of in de grond terecht zijn gekomen.
Plattegrond van een grafheuvel uit de Bronstijd gevonden op Texel.
Flesvormige pot uit de Vroege Middeleeuwen gevonden in Bloemendaal.
Uitwerken
Na de opgraving maken de archeologen alle vondsten schoon en maken ze een verslag van het onderzoek met veel foto’s. Ze tekenen kaarten waarop te zien is waar precies welke sporen en vondsten gevonden zijn en bijvoorbeeld hoe een plattegrond van een nederzetting of grafheuvel er volgens hen heeft uitgezien.
In het verslag analyseren ze de vondsten en vertellen wat het is. Bijvoorbeeld of een vondst compleet is, van welk materiaal het voorwerp gemaakt is en of er al vaker zulke potten, sieraden, pijlpunten of dierbotten zijn gevonden uit die periode.
Het beschrijven van de vondsten gebeurt in een digitale database. Ook kijken ze naar grondmonsters, om te zien wat voor landschap er vroeger was. Was het bos, was het grasland, waren er veel akkers? Want archeologen verzamelen niet alleen oude voorwerpen, maar ook stukken aarde, akkergrond en veen die in de bodem gevonden worden. Daaruit halen ze dan bijvoorbeeld zaden en resten van planten om te zien of mensen veel graan aten, of dat ze leefden te midden van weilanden waar alleen koeien en schapen graasden.
Afname van botmateriaal voor verder onderzoek.
Voor onderzoek wordt een klein beetje glazuur van een kies afgeslepen.
Onderzoeken
Op de vondsten, de sporen en de grondmonsters kan veel onderzoek worden gedaan, bijvoorbeeld om te bepalen hoe oud iets is. Het is heel belangrijk dat archeologen weten hoe oud een voorwerp is. Dat kunnen ze op verschillende manieren te weten komen. Door te kijken in welke bodemlaag iets gevonden is kunnen ze zien of een vondst ouder of juist jonger is dan andere vondsten. Meestal geldt: hoe dieper een voorwerp gevonden is, hoe ouder. Ook kunnen ze voorwerpen vergelijken met vondsten die eerder zijn gedaan op andere plekken en waarvan precies bekend is hoe oud die zijn. Dit gebeurt vaak met scherven aardewerk. De stijl waarin een voorwerp gemaakt is zegt ook iets over de ouderdom. Mode is van alle tijden en ook gebruiksvoorwerpen zijn daaraan onderhevig.
De ouderdom van hout kan vrij precies worden bepaald door dendrochronologie, als het stuk hout groot genoeg is. Dit is onderzoek waarbij de jaarringen in het hout gebruikt worden. Iedere boom maakt als deze groeit jaarringen, soms dikke en soms dunne ringen, afhankelijk van de temperatuur dat jaar. De jaarringen vormen zo een soort streepjescodes die archeologen kunnen lezen en vergelijken met ander, bekend, hout.
In het laboratorium kunnen archeologen ook materiaal laten onderzoeken, bijvoorbeeld skeletresten. De resten van een menselijk lichaam kunnen ons veel vertellen. Aan botten en tanden kunnen we bijvoorbeeld aflezen hoe lang en sterk mensen waren, hoe oud ze waren en waar ze geboren zijn. Er zijn ook steeds meer technieken om dat soort dingen te achterhalen door de scheikundige samenstelling te bepalen. Eén van die methoden is isotopenonderzoek van tandglazuur. Dit onderzoek kan informatie geven over de plek waar iemand is opgegroeid en over wat deze persoon zoal at tijdens zijn leven. In Huis van Hilde is dit onderzoek bijvoorbeeld gedaan op het skelet van Cees, de man die leefde in de Nieuwe Steentijd.
Met DNA-onderzoek wordt het genetisch materiaal van een skelet geanalyseerd. Zo kan heel specifiek bepaald worden of iemand familie is van een ander individu, bijvoorbeeld als deze samen in een grafveld zijn gevonden. Dit soort onderzoek kan ook de migratie van groepen mensen in beeld brengen. Voor dit soort onderzoeken moet heel secuur en schoon materiaal afgenomen worden van een skelet zodat er niet per ongeluk DNA van de onderzoeker in het DNA-monster terecht komt.
De onderzoeker is goed ingepakt bij het verzamelen van DNA-materiaal.
Mensfiguur Drechtje is gereconstrueerd op basis van haar gevonden schedel.
Als de schedel van een mens intact is kan ook een gezichtsreconstructie gemaakt worden. Op een kopie van de schedel worden dan met klei of was laagjes vlees en huid nagemaakt. Daarna wordt ook het haar en de ogen nagemaakt. Op die manier is dan weer redelijk goed te zien hoe deze mens er uitzag toen zij of hij nog leefde. De meeste mensfiguren in Huis van Hilde zijn op deze manier gereconstrueerd op basis van een echt skelet.
Soms kunnen archeologen een beetje in de bodem kijken zonder te graven. Dat heet geofysisch onderzoek. Dat is een verzamelnaam voor technieken waarbij met apparaten een soort ‘echo’s' uit de grond worden opgevangen. Deze echo’s geven een beeld van dingen die in de grond zitten. Het is vooral geschikt om stenen muren en grachten die in de grond zitten waar te nemen, dus om kastelen op te sporen is het een mooie, snelle methode. Alle kennis van de opgraving en alle onderzoeken bij elkaar worden verzameld in het eindverslag, de basisrapportage, van het archeologisch onderzoek.
Impressie van een vroegmiddeleeuwse boerderij waarvan de resten zijn opgegraven bij Bloemendaal, illustratie F. Marschall.
Bezoekers oog in oog met archeologische vondsten in Huis van Hilde.
Delen
Als de archeologen hun onderzoek hebben gedaan is het belangrijk, en ook heel leuk, om die kennis te delen met andere mensen die geïnteresseerd zijn. Dit kunnen mensen zijn die komen uit de buurt van de opgraving, schoolklassen uit de regio of andere wetenschappers. Een archeologisch verslag of rapport is daarom voor iedereen beschikbaar om te lezen, maar dat is meestal wel wat ingewikkeld. Daarom wordt kennis steeds beter toegankelijk gemaakt door bijvoorbeeld levensechte impressies te maken van de archeologische kennis die is opgedaan.
Archeologen delen hun kennis over het archeologisch onderzoek dat ze gedaan hebben ook op scholen, tijdens een lezing in de bibliotheek of tijdens de Nationale Archeologiedagen. In Huis van Hilde laten Noord-Hollandse archeologen met tentoonstellingen zien wat er ontdekt is door archeologische opgravingen. Bij iedere tentoonstelling wordt in een publieksbrochure in begrijpelijke taal uitleg gegeven over de archeologische kennis die we hebben. En alle archeologische kennis over Noord-Holland is verzameld in deze online canon.
Boekbanden in het archeologisch depot uit het Palmhoutwrak dat bij Texel in de Waddenzee werd gevonden.
Verschillende soorten aardewerk liggen gerangschikt in het archeologisch depot.
Bewaren
Het is heel belangrijk dat het materiaal uit alle opgravingen bewaard wordt. Dat zijn niet alleen vondsten maar ook alle gegevens over de opgraving zoals tekeningen foto’s en verslagen. Dit maakt het mogelijk om in de toekomst opnieuw onderzoek te doen, bijvoorbeeld met nieuw ontdekte onderzoeksmethoden. Alle archeologische vondsten worden daarom heel ordelijk en zorgvuldig opgeslagen in een archeologisch depot zodat ze goed terug te vinden zijn. Alle provincies en ook een aantal grote gemeenten hebben zo’n depot.
In het depot wordt gezorgd dat bijvoorbeeld houten, metalen en leren voorwerpen goed blijven en niet roesten, verdrogen of uit elkaar vallen. In een archeologisch depot zijn daarom verschillende ruimtes waar je de temperatuur en vochtigheid precies kunt bepalen.
Soms is het nodig om vondsten eerst te conserveren of te restaureren zodat ze langer bewaard of tentoongesteld kunnen worden.
Het archeologisch depot van de provincie Noord-Holland is ondergebracht in Huis van Hilde. Hier is 6 kilometer plankruimte beschikbaar voor archeologische vondsten uit de hele provincie. Onderzoekers kunnen in het depot terecht om de collectie voor wetenschappelijke doeleinden te (her)bestuderen. Het grootste deel van de collectie van het archeologisch depot is online te bekijken.
Meer weten?
Kom eens langs in Archeologiemuseum Huis van Hilde of bekijk de archeologische publicaties zoals onze publieksbrochures.